Maart 2012: Smerig onkruid in het moeras ...

Bij smerig onkruid denk ik vooral aan het spul dat ik de komende tijd uit het moeras ga halen: grassen, zeggen, russen en paardenstaarten (Heermoes). Allemaal met wortelstokken, die van de Heermoes zijn het ergst. De Heermoes (Paardenstaartenfamilie) heeft donkere tot zwarte wortelstokken die wel 6 meter diep kunnen zitten en zo hard als plastic zijn. Wat wil je ook met een plant die een sporenplant is (zoals varens, mossen en wolfsklauwen) en al bestonden voordat de zaadplanten zich vestigden.
Het is een tijdje mooi en droog weer geweest zodat een deel van de bodem van het moeras droog is gevallen. Ik kan erbij.

De Pitrus, de Juncus effusus van de Russenfamilie. In september 2009 ingeplant, gejat uit een sloot in Wanneperveen samen met andere kruiden. Het moeras was toen nog niet gegraven, het zijn dus echte "pioniersplantjes" die je hieronder ziet.


Bij Plantjes uit Wanneperveen zie je hoe wij steeds de biotoop na proberen te maken waar de planten vandaan komen.
Wat de Pitrus betreft, die voelt zich goed en is in de 2 jaar na het planten geweldig uitgebreid, door zaad en via wortelstokken. Eerst dacht ik dat ze geen wortelstokken hadden, de litteraratuur zegt van wel.
Op de foto hieronder is het iets horizontaal/omhoogstekende deel rechts uit de wortel, een wortelstok.


Gezien de afstand tussen de planten moet de voortplanting ook veelvuldig via zaad gebeurd zijn. Ze zijn makkelijk op te ruimen als hun wortels tenminste niet doorgroeid zijn met andere wortelstokken zoals die van de plant hieronder. Een of andere grassoort met veel uitlopers die een warboel in het water veroorzaken met grasmatten over de hele wateroppervlakte. Ik hoop dat ik de naam van dit monster tegenkom.
Voor het hele moerasdeel geldt: hoe beter de bodem een eigen karakter krijgt waar de zaailingen zich goed thuis voelen, hoe makkelijker het onkruid te verwijderen is. Zou dat iets te maken hebben met de term "pioniersplanten"?


Na veel ruig graafwerk in de bodem van het moeras om het onkruid eruit te krijgen en verstoring om lucht in de grond te krijgen, zie ik dat ik tegelijkertijd veel moois aan het vernielen ben: wilde kruiden die net beginnen op te komen. Ik zet mijn verstoringswerkzaamheden door in de oevers waar ik ook allerlei ongerechtigheden tegenkom. Maar zorgvuldig werken is hier nog veel lastiger, er staan zoveel prachtige wilde planten die ik allemaal vertrap of samen met het onkruid uittrek zoals Moerasspirea, Valeriaan, Moerasrolklaver en zelfs een kievitsbloem, dat ik bedenk de randen voorlopig met rust te laten en te wachten hoe de gewenste planten de ongewenste gaan overwoekeren. Dan kan ik altijd nog ingrijpen.
Voorlopig zal ik alleen de bodem afwerken op plekken waar dit mogelijk is.

En terwijl ik naar al die toekomstige weelde kijk zie ik een prachtig grasachtig plant in volle bloei. Ik denk dat het een zeggensoort is maar na lang zoeken blijkt hij tot de Russenfamilie te behoren. Het is de Luzula campestris, de Gewone veldbies, die 5 tot 20 cm hoog wordt en in maart, april en mei bloeit.


De bloemen bestaan uit schermpjes van kleine bruine bloemhoofdjes op dunne steeltjes, 1 hoofdje groeit zonder steeltje aan de stengeltop in het midden.


De lichtgroene bladeren zijn vlak en enkele milimeters breed. Aan de randen groeien lange wimperharen zodat ze een donzig uiterlijk hebben. Heel bijzonder.